Hij snuffelt, bevoelt zijn prooi, neemt er kleine hapjes uit om vervolgens beet te hebben en hele stukken wand naar beneden te rijten. Op de grond pakt hij zijn prooi vast, schudt, trekt, worstelt, totdat het in hapklare brokken aan zijn voeten ligt. Een gele en oranje soortgenoot vallen de blauwe resten van de andere kant aan. Een paar geelbehelmde mannen scharrelen onbevreesd aan de voeten van de drie gevaartes, slechts wijkend voor neerdalend stof en glas.